Als je het lijdend voorwerp zoekt in een zin, kun je meestal een simpel ezelsbruggetje gebruiken. Eerst spoor je het onderwerp en het gezegde op.
Daarna hoef je jezelf nog maar één simpele vraag te stellen die bestaat uit de volgende onderdelen: wie of wat + gezegde + onderwerp?
Dat gaat in de meeste gevallen goed. Kijk maar naar de zin hieronder.
Lijdend voorwerp vinden: een voorbeeld
Ik bak een bananenbrood.
Het gezegde vind je door eerst de zin vragend te maken (bak ik een bananenbrood?). De persoonsvorm (hier ook het gezegde) komt dan vooraan te staan. Dat is ‘bak’.
Het onderwerp is ‘ik’. (want: wie bakt? Ik.)
De vraag wordt dan: wie of wat bak ik? Het antwoord is natuurlijk: een bananenbrood. Dat zinsdeel is dus het lijdend voorwerp.
Maak deze fout niet
Toch werkt dit ezelsbruggetje niet altijd. Het is beter om de betekenis van lijdend voorwerp tot je door te laten dringen. Het is de persoon of het ding dat het belangrijkste werkwoord in de zin ondergáát. Daar moet je dus naar zoeken.
In de zin ‘ik bak een bananenbrood’, zie je dat ook. Het brood ondergáát het bakken.
Maar neem nu deze zin:
Wij betalen honderd euro aan de circusdirecteur
Als je hier het eerste ezelsbruggetje gebruikt, kan je de mist in gaan.
Voorbeeld van een verkeerde vraag
Als je het lijdend voorwerp nu wil vinden, stel je jezelf de vraag: wie of wat betalen wij? En dan zou je kunnen denken dat de circusdirecteur het lijdend voorwerp is.
Maar de circusdirecteur ondergaat het betalen niet. Hij ontvangt iets. Hij is daarom het meewerkend voorwerp.
Onthoud ook dat een zinsdeel waar een voorzetsel (zoals ‘aan’, ‘voor’ of ‘op’) voor staat nooit het lijdend voorwerp kan zijn.
Kijk dus liever welk ding of persoon het belangrijkste werkwoord in de zin ondergáát.
Welk zinsdeel ondergaat het werkwoord?
Het belangrijkste werkwoord in de zin over de circusdirecteur is betalen. Wie of wat ondergaat dat?
Het geld. Dat is dus het lijdend voorwerp.
Of neem de zin:
Liselotte verlaat haar vriend Gerard.
Wie of wat ondergaat het belangrijkste werkwoord? Gerard. Hij is dus het lijdend voorwerp.
Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp
Je zult niet altijd een lijdend voorwerp vinden in een zin. Neem dit voorbeeld.
De hond gedraagt zich onrustig.
Het belangrijkste werkwoord is ‘gedraagt’. Maar wie of wat ondergaat dat? Niet of niemand. Er staat geen lijdend voorwerp in deze zin.
Dat komt omdat deze zin een naamwoordelijk gezegde heeft. waarin het onderwerp iets ís. Er zit dan nooit een lijdend voorwerp in. (Lees hier even wat een naamwoordelijke gezegde is).
Ook in deze zin zit een naamwoordelijk gezegde:
Dus ik ben weer het lijdend voorwerp?
Het onderwerp doet namelijk niets, het is iets. Het zinsdeel ‘lijdend voorwerp’ is hier dus gek genoeg géén lijdend voorwerp. Kortom: pas op met zomaar iets of iemand het lijdend voorwerp noemen in een zin.
Lees ook:
- ’t Kofschip: met dit ezelsbruggetje maak je minder dt-fouten
- Zo vind je razendsnel het gezegde in een zin
- Dit zijn signaalwoorden
Schrijf je net als 10.000 anderen in voor mijn wekelijkse schrijftip. De ‘gouden’ tip ontvang je meteen! Klik op de mail.
Boek schrijven?
Abonneer je op mijn speciale nieuwsbrief voor schrijvers van boeken. Elke week inspiratie en tips.
Wie is Schrijfvis eigenlijk? En wat kun je hier doen?
Klik op de button en neem een kijkje bij de cursussen: je kunt meteen beginnen!
Welke schrijfcursus op Schrijfvis past bij jou? Vergelijk de cursussenLuister de Schrijfvis-podcast
Verrassende interviews met inspirerende schrijvers, copywriters, journalisten zoals Mensje van Keulen, Govert Schilling, Aartjan van Erkel, Jozua Douglas en de bekendste literair agent van Nederland.
Luister de podcast