
‘Wat doe je?’, vroeg mijn moeder.
Ik was negen en staarde in de vlam van een kaars die op tafel stond. ‘Als ik dit lang oefen kan ik straks overal doorheen kijken.’
Ik was bezig in Het Wonderlijke Verhaal van Hendrik Meijer. In dat boek van Roald Dahl verdient een man een fortuin in het casino omdat hij zichzelf heeft geleerd om door kaarten heen te kijken.
Geen schrijver heeft me vaker op vreemde ideeën gebracht dan Roald Dahl. Zo maakte ik na het lezen van Joris en de Geheimzinnige Toverdrank met een vriendje een toverdrank (met afwasmiddel en chocolademelk) om aan zijn zusje te voeren. Gelukkig bedankte ze voor het aanbod.
Hoe bedacht Roald Dahl zijn bizarre verhalen waarmee hij miljoenen kinderen inspireerde? Hij geeft zelf antwoord in zijn boeken.