‘Lillend vogelbekdier’
‘Chocoladesnol!
‘Platgekeesd snotkegelwijf’
Hoe grof mag je zijn als schrijver? Deze week herlas ik het boek Rosie van Stephen King, één van mijn favoriete auteurs. Rosie gaat over een vrouw die op de vlucht is voor haar man Norman, een gewelddadige psychopaat die vastbesloten is haar te vermoorden omdat ze bij hem is weggelopen. Sommige hoofdstukken worden verteld vanuit het perspectief van Norman. Deze cursief gedrukte pagina’s barsten van de scheldwoorden en aanstootgevende taal. Je wordt meegetrokken in de logica van een grofgebekte vrouwenhater.
Niets van dit alles zou die hoeren van het blijf-van-mijn-lijfhuis veel uitmaken, dat wist Norman net zo goed als hij zijn eigen naam kende.
En met een hoer-hoer-hier en een hoer-hoer-daar, dacht Norman, terwijl hij ervoor zorgde dat hij zijn langzame kuierpas aanhield, en ervoor zorgde het huis niet met een lange blik te verzwelgen, maar met kleine hapjes. Hier een hoer, daar een hoer, een hoer-hoer overal. Ja inderdaad. Overal een hoer-hoer.
Kuttenkasteel, recht vooruit!
Scheldwoorden
De vrouwonvriendelijke redeneringen van de hoofdpersoon zijn vaak zo absurd dat het grappig is, maar tegelijkertijd zit er een donker randje aan zijn vuilbekkerij, waardoor het verhaal meer spanning krijgt. Je wordt je als lezer steeds meer bewust van zijn bizarre denkbeelden en het gevaar dat hij vormt voor de hoofpersoon Rosie. Het gevloek en getier van Norman geeft je een inkijkje in de geest van een psychopaat.
Hij had Stamper om dezelfde reden gemold als waarom hij die roodharige hoer in haar lichtbruine hotpants had gewurgd – omdat er iets van de bodem van zijn geest naar boven was gekropen en hem had gedwongen het te doen. Dat ding was daar nu steeds vaker en hij wilde er niet aan denken.
Maar het effect van de grove taal gaat verder dan dat. Door de simplistische en racistische redeneringen, besef je dat er waarschijnlijk in het echte leven ook mensen bestaan zoals Norman. Dat geeft het boek iets onbestemds.
Het grote oude nikkerkreng deed Norman vaag denken aan een rugbyspeler uit Chicago, William Refrigerator Perry. Als je ooit probeert me te slaan schattenbout, gebruik ik je als trampoline, mompelde hij.
Bij het lezen van Rosie, vroeg ik me af: hoe ver kun je eigenlijk gaan als schrijver met aanstootgevende, vrouwonvriendelijke en racistische taal? Zit er een grens aan welke scheldwoorden je in de literatuur mag gebruiken?
Een snelle scan van Nederlandse literatuur leert dat je je als schrijver veel kunt permitteren als het om scheldwoorden gaat. Zo lang het functioneel is voor het verhaal, mag bijna alles. Dat blijkt uit het werk van bijvoorbeeld Harry Mulisch, Simon Vestdijk en Ronald Giphart. Deze schrijvers leggen hun personages net als King af en toe de meest weerzinwekkende teksten in de mond om hun karakter of gemoedstoestand te benadrukken.
Hieronder een overzicht van de 13 grofste scheldpartijen uit de Nederlandse literatuur. De origineelste exemplaren lees je onderaan – ze zijn afkomstig van schrijver Ronald Giphart.